De gemene grap doorzien
Op een koele rustige oktoberdag rond de vijftiende eeuw, is vanaf de berg der geheimen is het gekletter van een kleine waterval goed hoorbaar. Dit roept bij velen bewoners nogal wat vragen op. Bijna niemand heeft dit ooit eerder gehoord, op enkele stokoude dorpsbewoners na. Veelal worden zij niet serieus genomen als zij erover spreken. De reden dat zij verklaren dat de berg der geheimen dan ontwaakt en gepaard gaat met angstaanjagende gebeurtenissen, hangt de mensen de keel uit. De dorpelingen kennen inmiddels de verhalen van haver tot gort en willen dergelijke verhalen over Harpijen, katvrouwen en al dat soort mythisch gedoe niet meer horen. Zij vinden dat dit Anno 1376 niet meer kan. Het staat hun ontwikkeling alleen maar in de weg. Nu zij geconfronteerd worden met het geluid van de waterval, krijgen zij toch een naar onderbuikgevoel. “zou het toch allemaal waar zijn wat onze bejaarde ouderen vertellen”, gaat door de gedachten van menig persoon.
Gedurende de dag werd het geluid overstemd door het rumoer van de markt wat elke zaterdag van de week wordt georganiseerd. Niemand die door had dat de berg der geheimen op het drukste moment van de dag begon te ontwaken. Gezien de markt voor velen een groots evenement is, werd het geluid pas opgemerkt toen het gelijkmatige stappen van de laatste paarden van de marktlieden uitstierf. Normaal gesproken keert het rustige eentonige leven van het bergdorpje weer terug, maar dat is nu anders. Zonder dat er gesproken wordt over de waterval, is de sfeer enigszins gespannen.
Zodra de zon onder is keert iedereen terug naar huis. Het flakkeren van kaarslicht vanuit de huizen, werpen schimmige bewegelijke schaduwen over de grindpaadjes. Enkelen kinderen, die tijdens de markturen met elkaar hebben afgesproken om rond zeven uur ’s avonds naar de grootste sparrenboom te gaan, wagen zich buiten. De bewegelijke schaduwen boezemt angst in bij de mensen, want deze worden gezien als boze de geesten die maar al te graag binnen willen komen. Zij koesteren de gedachte dat de schaduwen en schimmen bang zijn voor licht en warmte. Zo wanen de mensen zich in de avonduren veilig bij het vuur. Enkel bij het oktoberfeest wordt er veel gefilosofeerd over deze schimmige schaduwen. Het verhaal luidt, dat zij op het ritme van de vlammen meedansen om het vuurgeheim te onthullen en te ontkrachten, zodat de nacht volledig in de handen van de duisternis komt. Het oktoberfeest is er dan ook voor om de schaduwwereld te tonen dat zij geen macht over de zomer gaan krijgen.
Eenmaal bij de sparrenboom krijgen zij de schrik van hun leven als ze omhoog kijken. Zij zien dat velen rood lichtgevende ogen hun priemend aankijken. Vanuit de boom zegt een vals verdraait stemmetje: “vers bloed, vers bloed, aanvallen!” Gillend van angst proberen de kinderen weg te rennen, maar staan aan de grond genageld. Gemeen gelach van meerdere valse stemmetjes maken de kinderen buitenzinnig angstig. Eén jongetje doet het zelfs in zijn broek. Zodra de kinderen zich hebben weten weg te scheren, blazen een stel opgeschoten pubers hun mini lampionnetjes met opgeschilderde ogen lachend uit. Direct daarna verlaten zij de boom en gaan naar hun geheime boomhut om hun pleziertje nog eens goed te bespreken.
Pas als Gijs naar binnen glipt, merk hij zijn natte broek op. Stiekem sluipt hij naar het washok gaan om zijn broek uit te trekken, maar wordt opgemerkt door zijn moeder. “Gijske je hebt toch niet in je broek gepiemeld?” Komt de onvermijdelijke vraag van zijn moeder die met haar handen in haar zij in de opening van de deur staat. Gijs kijkt verschrikt op en houdt zijn broek achter zijn rug, waarna hij naar de natte plek in zijn onderbroek kijkt. “Mams, het is een ongelukje”, hoort moeder Nienke haar zoontje benepen zeggen. Ze hoort aan zijn stem dat hij er heel erg mee zit. “kom, trek ook gauw je onderbroek uit dan was ik het gauw, niet tegen pappa zeggen hé”, zegt Nienke ontluikend tegen haar zoontje. Het jongetje gaat blij naar zijn slaapvertrek en trek snel een andere broek aan.
Terwijl zij zijn broek wast, verbaasd het haar dat hij na drie jaar toch weer een ongelukje heeft gehad. Hij heeft tenslotte de leeftijd om op tijd naar de wc te gaan. Daarbij bewijst hij keer op keer dat hij wat dat betreft trefzeker is, zelfs al hij met zijn vader genaamd Coenraad knutselt in de schuur. Gijs vind het geweldig om samen met zijn vader paardenwagens te bouwen. Hij droomt er ook van om zelf een paardenwagen te bouwen die geschikt is om het ruige terrein buiten de paden te betreden.
Zodra Nienke klaar is verwacht ze haar zoontje bij zijn vader in de werkplaats. Als zij met een kop warme thee naar de werkplaats komt treft ze Coenraad alleen aan. “Heb je Gijske gezien?” vraagt de vader des huizes met een licht bezorgde toon. “Nee”, antwoord Nienke, “ ik had hem bij jou in de schuur verwacht”, zegt ze tot slot. Als Nienke een flauw kaarslichtje vanuit zijn slaapplek ziet, weet ze dat hij op bed ligt. Voorzichtig gaat ze kijken en treft Gijs angstig bij het kaarslicht aan. Ze vind het niks voor haar stoere zoontje om bang met z’n deken om zich heen geslagen te zitten. In eerste instantie denkt ze dat hij bang is dat zijn vader weet heeft van zijn ongelukje, maar krijgt direct daarna een onderbuik gevoel dat er iets anders aan de hand is.
Haar vermoeden wordt waarheid als zij gaat praten met haar zoontje en nadenkt over wat hij verteld over de markt en het spelen op straat met zijn vriendjes. Nienke herinnerd zich plots dat de Jongens van de beruchte familie in de buurt waren van Gijs en zijn vriendjes. Coenraad die één van de marktlieden heeft geholpen om een wiel van zijn paardenkar te repareren, hield hen scherp in de gaten. Die opgeschoten tieners staan berucht om hun kattenkwaad, met name de tweeling Hendrick en Krijn. Na ongeveer een kwartier komt het verhaal over zijn onbehaaglijke avontuur naar buiten. Nienke luistert en hoort het angstaanjagend moment waaraan haar zoontje en zijn vrienden zijn blootgesteld. Nu kan zij ook beter verklaren waarom hij een natte broek had. “welnu, mijn lieve Gijs, ik ga het je vader gezeggen, zodat hij een hand boven je hoofd kan houden”, verteld zij en belooft hem nogmaals niets over het ongelukje te zeggen.
Gijs voelt zich opgelucht en gaat nog even bij zijn vader kijken. Coenraad lacht en zegt: “ah, daar ben je dan m’n jong, ik was al bang dat mijn maatje weg zal blijven”. Gijs is blij dat hij nog even bij zijn vader mag knutselen, ondanks dat het bedtijd is. Na een halfuurtje wordt hij naar bed gestuurd. Zodra Gijs slaapt gaat Nienke naar de werkplaats om daar haar verhaal te doen. Gezien de berg der geheimen ontwaakt is, vermoedt zij dat de kinderen met de bloedzuigende vleermuisharpijen te maken hebben gehad. Tot haar grote verbazing veegt haar man dat van tafel. Hij is ervan overtuigd dat de kinderen te maken hebben gehad met een vuile grap van de beruchte pestpubers. “Coenraad!”, sist Nienke toe, “ jouw veroordeling is loos.” “och nee m’n lief”, antwoord hij scherp, “de ogen van de bloedzuigende vleermuisharpijen zijn in het donker onzichtbaar, enkel de katvrouwen hebben den duvelse roden ogen”. Hij weet Nienke haarfijn uit te leggen dat de katvrouwen alleen op gebieden voorkomt waar bloeiend heksenkruid in een kring staat. Coenraad vervolgt droogjes dat deze linke dames daarom ook enkel in juni en juli kunnen voorkomen. Nienke weet dat heksenkruid soms ook nog even in augustus kan bloeien, maar in oktober is dat echt uitgesloten. “alle jongens van de beruchte familie zijn onnozel, net zoals hun vaders Berend en IJsbrand”. Zegt Coenraad tot slot. Nienke vind dat haar man te snel van leer trekt, maar begrijpt hem wel. Want het gehele dorp heeft veel overlast van de familie. Vaak hebben zij het te doen met hun vrouwen en hun dochter. Zij begrijpen maar al te goed dat Iris met haar zestiende jaar ging trouwen en het circus leven verkoos.
Geesjes grote geheim
De tweeling Hendrick en Krijn boezemt veel angst in bij de dorpslieden. Zij zijn sterk en gewiekst en kunnen goed overweg met hun dolk. De rest van de pestkoppen zijn de jongere broertjes en neefjes. De broers Berend en IJsbrand waarvan die beruchte kinderen zijn, hebben een crimineel verleden waarover niemand durft te spreken. Want zij zijn wel verantwoordelijk voor de welvaart en de wekelijkse markt, wat voor meer ambachtswerk zorgt. Als het ware hangt het dorpje onder de buik van familie den Katen. Coenraad die hen meer dan zat is, zegt te gaan uitzoeken waar nieuwe perspectieven liggen voor inkomsten. Nienke is niet blij met dit gegeven en hoopt dat haar man hiervan afziet.
Pas laat op de avond keren de minkukels terug naar huis. Ze zijn enigszins teut van hun zelf gebrouwen appelcider. Tot in tegenstelling van hun moeders, rouwen de vaders daar niet om. Zowel Berend als IJsbrand vinden dat echte kerels stevig behoren te drinken. Magdalena en Geesje durven geenszins tegen hun mannen in te gaan. Slaag hebben ze nooit gehad, maar het is het overwicht waarmee zij regeren. Berend, die lange tijd kwaad was omdat God hen geen zoon maar een dochter schonk, zit er totaal niet mee dat Iris zich al met haar zestiende verbond aan een circusartiest. Geesje en haar schoonzuster Magdalena hebben tot aan de dag van vandaag veel verdriet van haar vertrek. Ze bespreken vaak dat zij een meisje van goud is. Geesje vermoed zelfs dat haar vader Thaumas, één van de goden van de oceaan is. Geregeld gaat zij tijdens haar lucide dromen mee met hem op pad. Zij dacht altijd dat het fantasie was totdat haar dochter was geboren. Het was frappant dat niemand een naam voor haar kon verzinnen. Ze weet nog heel goed hoe buitenzinnig kwaad Berend was omdat hem een meisje was geschonken. De eerste dagen vreesde Geesje voor Iris haar leven en hield haar kind weg zodra haar man thuis kwam.
Pas toen zij een goede week later alleen met haar kindje op de mini veranda zat, verscheen er aan de blauwe lucht een regenboog waaruit een spierwit gevleugeld wezen kwam. Bij naderen bleek het een Pegasus te zijn. Hij sprak tot Geesje dat zij het kindje Iris moest noemen. Zij zal later als godin aangesteld worden. Geesje die haar oren niet kon geloven, hoorde dat Iris verantwoordelijk zal gaan worden over de boodschappen die tussen hemel en aarde plaatsvinden. Sindsdien draagt Geesje een groot geheim waarover zij met niemand spreekt. Tot op de dag van vandaag ontmoet zij Thaumas. Tijdens hun samenzijn beleven zij de meest bijzondere avonturen in zowel de diepte der oceanen als in de toppen van de hoogste wolken. Thaumas en Geesje zijn na veertig jaar omgang nog steeds verliefd. Veelal gaan zij na hun belevenissen naar Iris, die met haar man in een woonwagen woont. Geregeld genieten zij ook van haar voorstellingen in het circus. Geesje en Thaumas zijn geziene gasten bij alle circusartiesten.
Oproer over de ontwaakte berg
Nog voor de ochtendgloren is Gijs al wakker en baalt dat hij op bed moet blijven. Want zoals elke zondag wordt er rust gehouden. Gijs vind deze dag ook het meest saai. Al dat geslaap en gelees van zijn ouders snapt hij niet, maar het is nu eenmaal zo. Vlak na het middag eten gaat hij naar zijn vriendjes. Onderweg verzint hij alvast een leuk spelletje. Als hij bij Alfons aanbelt, doet zijn moeder met een lach open. “He Gijske, leuk dat je wilt spelen, maar Alfons is ziek”, krijgt hij te horen. Gijs vraagt of zij wilt doorgeven dat hij hem beterschap wenst. Zij knikt, geeft hem een aai over zijn bol en sluit de deur. Vrolijk gaat hij door naar zijn volgende vriendje. Ook daar wordt gezegd dat hij ziek is. Gijs fronst en denkt: “Hubert ook al ziek? Nou, dan ga ik bij Aart kijken”. Onderweg naar zijn vriendje Aart heeft Gijs al het gevoel dat hij ook ziek is. Zodra hij aanbelt doet de vader van Aart open. Hij verteld dat Aart erg overstuur is en daarom niet kan spelen.
Gijs begint te huilen en zegt dat al zijn vriendjes ziek of overstuur zijn en niet kunnen spelen. Drikus wenkt Gijs mee naar binnen en leidt hem naar de paardenstal, waar hij twintig werkpaarden houdt die door de dorpelingen worden gehuurd voor allerlei zware klussen. Drikus die bekend staat als een eerlijk en integer man vraagt Gijs of hij weet waarom Aart zo overstuur is. Gijs wil zijn vriendjes onder geen beding verlinken. Want hij weet dat het verboden is om na zonsondergang buiten te spelen. Na een seconde of tien verkondigd Gijs dat hijzelf iets heel engs heeft meegemaakt. Drikus kijkt de jongen met zijn vriendelijke bruine ogen aan en vraagt of hij het wil vertellen. Het jongetje knikt en doet zijn verhaal. Drikus hoort aan Gijs zijn verhaal dat hij hetzelfde heeft meegemaakt dan Aart. Nadat hij zijn verhaal heeft gedaan zegt Drikus dat hij iedereen zal beschermen tegen deze wrede monsters. Voordat Gijs vertrek krijgt hij nog een beker melk.
Als Gijs thuis komt treft hij de moeders van al zijn vriendjes aan. In paniek rent hij naar zijn vader die ondanks de zondagsrust toch aan een paardenwagen staat te schaven. “rustig m’n jongen, je krijgt geen straf voor het akelige avontuur met jouw vriendjes” zegt hij geruststellend en geeft hem daarbij een knipoog. Coenraad verteld dat hij als jochie ook weleens na zonsondergang naar buiten is geweest voor spanning en avontuur. Gijs lacht en zegt: “echt waar”. “ja”, antwoord zijn vader en houdt daarna zijn vinger op zijn mond. “ons geheimpje”, fluistert hij zachtjes in zijn oor. Na dit onderonsje pakt Gijs een schuurpapiertje en gaat wat kleine plankjes schuren. Zijn vader geeft precies aan hoe hij deze moet glad maken. Hij belooft Gijs dat hij deze plankjes ook mag verven. Dit vind hij helemaal geweldig en weet de plankje in een mum van tijd goed glad te krijgen.
Zodra iedereen de deur uit is, gaat Nienke vlug aan het eten beginnen. Het gesprek verliep heftig waarbij zij soms de boel moest sussen. Nadat de berg der geheimen is ontwaakt, vind Nienke dat heel wat mensen doordraven over de nachtelijke wezens. Natuurlijk heeft zij het er ook niet op, maar de reacties van haar dorpsgenoten vind ze nogal overdreven. Ergens denkt Nienke dat al die volkssages, waaronder het snelstromend riviertje op de geheime berg, in het leven zijn geroepen om mensen zowel te vermaken als te laten gehoorzamen. Anderzijds neemt zij de sages ook wel serieus. Als tiener is zij weleens tegen een ritueel van de meanaden aangelopen. Ze zag de wilde dans, het geweld en de grove seks. Ze kon de geur van drank en bloed ruiken. Ongezien wist zij zichzelf in veiligheid te brengen, waardoor zij tevens ook verdwaald raakte. Onderweg kwamen meerdere serene natuurwezens die haar naar huis toe leidde. Dit was ook één van haar gelukkigste momenten van haar leven. Ze herinnerd hen nog als de dag van gister.
De bouw van de feest decors
Tijdens het eten is het muisstil aan tafel. Coenraad overweegt om naar de berg der geheimen te gaan. Zijn dromen verwijzen hem naar de berg en worden steeds intenser. Vooralsnog wil hij Nienke daar nog niet mee belasten. Eerst wil hij uitzoeken vanuit welke bron deze dromen komen. Niet voor het eerst zijn er mensen via het droomkanaal misleidt door het leven van de nacht. Hij is er terdege bewust dat de geheime berg veel kanten heeft, waarbij de valkuilen talrijk zijn. Deze berg wordt ook wel als de kraamkamer van alle goede en kwaadaardige wezens gezien. De berg der geheimen is voor weinige weggelegd. Iedereen weet dat de wijsheid die daar is, enkel door diegenen wordt gevonden waarvoor het bestemd is. De volkssages zijn erg duidelijk over mensen die pogen de voorbestemde wijsheid te stelen. Niemand zal in zijn of haar schoenen willen staan.
Voor de ochtendgloren van de maandag, wordt er op de bazuin geblazen. Dit houdt in dat iedereen naar het centrum moet komen. Iedereen verheugt zich op de bekendmaking van het thema wat elk jaar anders is. Net zoals alle voorgaande jaren wordt het thema in de feestdecors verwerkt. Dit keer is Dionysos, de god van wijn en plezier het thema. Gezien dit afgelopen zaterdag al bekend is gemaakt bij de marktlieden, hebben zij al toe gezegd de decors te willen kopen na afloop van het feest. Veelal worden de thema’s als leuk of spannend ervaren door de mensen, maar dit keer voelt het niet goed. Niemand weet te vertellen waaraan dat ligt, dus gaat het praatje al snel de ronde dat dit ligt aan de berg der geheimen. Ondanks Dionysos vaker is gevierd, ervaren zij deze keer een vloek over dit thema. Niemand laat zich intimideren door dit issue. De vastberadenheid om het plezier hierdoor niet te laten bederven krijgt de overhand. Tijdens de opbouw van de decors krijgt het feest steeds meer een ziel. Coenraad die zich tijdens de verkondiging van het oktoberfeest aan het beestachtige gedrag van de beruchte familie ergerde, probeert hen, met name Hendrick en Krijn los te trekken van het feest.
Tijdens het maken van zijn decor, wordt geregeld geplaagd door het intimiderende en handtastelijke gedrag van deze jongens. Drikus die samen met Coenraad aan een groot paneel werkt, bemerkt zijn gespannen gezicht. Gezien hij Coenraad kent, weet hij dat hij loopt te piekeren. Na een goed gesprek weet Coenraad het los te laten. Het decor van Drikus en Coenraad beeld een uit de hand gelopen wild feest uit. De meanaden die gevallen zijn voor de charme van de wijngod, worden als zeer intense woeste schoonheden neergezet, vermakend met een stel losgeslagen brute jagers. Tijdens hun samenwerking ontstaat er een hechte vriendschap die beide mannen tot nieuwe inzichten brengt. Het immens grote decor wordt ontzettend mooi. Nienke en de vrouw van Drikus genaamd Sien spreken vol lof over hun werk. Sien fluister zachtjes in het oor van Drikus, dat zij waarschijnlijk de grote ketelprijs gaan winnen. Het winnen van de ketelprijs houdt in dat zij met hun gezinnen een week lang gratis mogen eten in de herberg.
Coenraad krijgt een boodschap
Berend en zijn broer IJsbrand zitten beschonken bij de herbergier. Het onbehoorlijke gedrag maakt de slanke elegante man angstig. Als de beruchte tweeling aanschuiven bij hun beschonken vaders, voelt de herbergier zich dood ongelukkig. Hij weet van tevoren dat er dingen gaan sneuvelen als de drank rijkelijk heeft gevloeid. Krijn brult de herbergier toe om het grootste vat bier uit de kelder te pakken en bij hen neer te zetten. Zwijgzaam poogt hij het vat te pakken, maar krijgt hem niet verplaatst. Krijn en zijn broer staan achter hem en zien het gebeuren. Hendrick zegt: “Opzij slapjanus!”, waarna een duw volgt. Hard lachend komen zij met het vat uit de kelder. Een aantal klanten die zojuist zijn binnengekomen scheren zich weg. Zij verkiezen om tijdens de donkere uren opzoek te gaan naar een andere herberg.
Tegen de nacht is het viertal stomdronken en vieren feest waarbij het meubilair het zwaar te verduren krijgt. Precies om twaalf uur oppert IJsbrand om buiten een groot vuur te maken. Ze gooien een paar eikenhouten tafels naar buiten, scheuren alle gordijnen af, die zij vervolgens aansteken om de tafels in brand te steken. De herbergier ziet met lede ogen toe hoe de dronkenlappen heel zijn huisraad aan de vlammen voert. Met achterlaten van de radeloze herbergier, gaan de dronkenlappen heen. Lallend gaan zij voort en slopen alles wat zij tegenkomen. Drikus die het dichts in de buurt woont, gaat naar de herbergier en treft hem op de grond aan. De man ziet lijkbleek wat de paardenhouder doet vermoeden dat hij het aan zijn hart heeft. Vastberaden pakt hij de man op en draagt hem naar zijn huis waar Sien zich over hem ontfermt. Drikus gaat naar zijn vriend en verteld wat er is gebeurt. Nienke haalt Gijs uit bed en verteld dat hij straks verder mag slapen bij zijn vriendje Aart. Gijs is erg verheugt en wil dit maar al te graag. Als Drikus met Coenraad en Nienke thuis komt wordt Gijs gelijk naar bed gebracht. De herbergier is al weer iets bekomen en fleurt weer een beetje op als Drikus en Coenraad vertellen dat zij hem gaan helpen aan nieuw meubilair.
De volgende dag weet iedereen wat er afgelopen nacht in de herberg is gebeurd. De herbergier krijgt van vrijwel iedereen hulp wat hem blij stemt. Over het gedrag van de dronkenlappen wordt geen woord gerapt. Negeren is de beste optie en het maakt dat de mensen hun leven er niet door laten beïnvloeden. De feestweek komt met rassenschrede dichterbij. Als er aan de opbouw van het dorpsevenement wordt begonnen, zit de sfeer er goed in. Gijs en zijn vriendjes fantaseren erop los en hopen dat de vleermuisharpijen voorgoed worden verjaagd door het feestelijke vuur. De stemming wordt plots bedrukt als Berend en IJsbrand op het toneel verschijnen. Het keuren van de decors maakt de bouwers benauwd. Nadat zij zijn vertrokken komt de stemming langzaam weer opgang.
Naarmate het feest dichterbij komt, geven de dromen die Coenraad steeds beleeft, meer duidelijkheid over de berg der geheimen. Het lijkt er steeds meer op dat hij voorbestemd is om te gaan. Op de laatste nacht verschijnt Iris op het toneel. Ze draagt een kokertje in haar hand die na openen licht uitstraalt. Iris reikt het opengemaakte deel naar Coenraad. Voorzichtig pakt hij de opgerolde brief uit de koker en leest deze voor. Terwijl hij voorleest verschijnen dezelfde serene natuurwezens die Nienke destijds heeft ontmoet toen ze verdwaald was. In de brief staat duidelijk beschreven, dat hij naar de berg der geheimen moet gaan en dat de serene natuurwezens zijn aangesteld als gidsen. Voordat Iris weggaat zegt zij dat hij voor vertrek thee van de sleutelbloem moet drinken. Deze zal het onzichtbare zichtbaar en verklaarbaar maken. Verder zegt iris niets over deze mystieke plant, enkel ervaren kan hem de wijsheid bieden die hij nodig heeft. Tijdens het ontbijt maakt Nienke haar man duidelijk dat zij erachter zijn besluit staat.
Als de laatste werkdag voor de feestweek teneinde loopt, ontsteekt de herbergier de BBQ. Zo radeloos hij een week geleden was, zo vreugdevol is hij nu. Iedereen heeft hem geholpen met het opbouwen van zijn herberg. Hij heeft als dank extra goed abdijbier vanuit een nabij gelegen klooster geregeld. Zoals elk feest regelt de beruchte familie het vreugdevuur. Als zij het hout stapelen wordt de sfeer bedrukt. IJsbrand sist de herbergier toe dat zij bij het volgende bezoek zijn herberg als brandhaard gaan gebruiken. Vlak voor zonsondergang worden alle decors naar het centrum gebracht. Als Coenraad en berend hun decorstuk naar buiten brengen, kijken Berend en IJsbrand een beetje scheef naar hun werk. Zij wisten niet dat een paardenhouder en koetsmonteur zulk kunstig schilder en houtsnijwerk konden maken. Vooral Berend kijkt afgunstig naar het geschilderde paneel die voorzien is van prachtige ornamenten. IJsbrand zeg dat hun werk nooit en te nimmer op kan tegen hun bronzenbeeld wat een stiermens met een dolk moet uitbeelden. Net als alle andere jaren is het onderwerp van familie ten Katen intimiderend en het beeldhouwwerk perfect. Al twaalf jaar op rij winnen zij de wedstrijd die bepaald wordt door juryleden vanuit de dichtbij zijnde stad. Als mensen het decorstuk van Coenraad en Drikus zien, wordt er gefluisterd dat zij een goede kans maken om te winnen.
Het feest
Zodra de zon onder is wordt de feestweek ingeluid en het vuur ontstoken. De herbergier legt een aantal stukken vlees op de BBQ en zet het brood en de soepen op tafel. Iedereen is blij en de kinderen zijn al helemaal in hun nopjes omdat ze mogen opblijven. Een aantal dorpelingen gaan muziek maken wat de feeststemming ten goede komt. Mensen gaan dansen en zingen mee met de dorpsmuzikanten. Halverwege het feest stopt de muziek en komt de jury aan het woord. Net zoals de voorgaande jaren wordt de jury geïntimideerd. Al met hun borst naar voren bereiden Berend en IJsbrand zich voor op de ontvangst van de trofee. Zij brullen met barse stem overwinnaars te zijn. Als de jury na een uitgebreid commentaar over de werkstukken over gaat op de uitreiking, wordt de familie onaangenaam verast als zij tweedes eindigen. Met felle ogen zien zij toe dat de eer naar Coenraad en Drikus gaat. Krijn en Hendrick gaan op hoge poten verhaal halen bij de jury. De sfeer van het feest slaat om. Drikus neemt gelijk zijn jongste zoon Aart op de arm en gaat naar huis. Zijn vrouw en twee tienerdochters lopen achter hem aan. Kort daarna kloppen Geesje en Magdalena aan om zich te verontschuldigen voor het gedrag van hun familie. Drikus laat hen binnen en zegt dat het hen niet te verwijten is.
Coenraad die erg fel van aard is ziet dat de jury bij hun mening, waardoor er een dreigende situatie ontstaat. De Jury vertrekt per direct wat Berend en IJsbrand ertoe zet om hun agressie op de herbergier te borvieren. De slanke grijzende man weet te ontkomen en wordt daarna door Drikus opgevangen. Coenraad ziet Krijn en Hendrick op hem afkomen en raakt hier geenszins van onder de indruk. Hij ziet aan hun riem de schede waarin een dolk zit. Als zij voor hem gaan staan vraagt Coenraad wat zij van hem willen. “onze trofee”, zegt Krijn met veel dreiging. “aha”, komt als antwoordt, “komt hem maar halen”. Zodra zij hun dolk wilt trekken zegt Coenraad met klem, “zonder dolk, want dat is laf”. “dat bepalen wij zelf”, komt spottend over hun lippen”. Coenraad lacht hen uit. “iedereen ziet nu hoe lafhartig jullie schuilen achter de dolk, wees en vent en kom de trofee zonder wapen halen”, roept Coenraad tot slot. Krijn en Hendrick ervaren een enorme groepsdruk en besluiten hun wapens op de grond leggen. Zodra zij maar in de buurt van de koetsmonteur komen, krijgen zij een flink pak rammel. Iedereen is verbaast dat Coenraad zo handig is in het vuistgevecht. Dit gebeuren is IJsbrand en Berend niet ontgaan en hebben zich even terug getrokken om te overleggen. Zij smeden een plan om dit Coenraad op een onverwachts moment betaald te gaan zetten.
Wraak
IJsbrand pakt een zware eikenhouten kist van zolder en haalt het deksel eraf. Berend krijgt een scheve lach als hij de cirkelvormige decoratie op het deksel ziet. Hij zegt dat de gekalligrafeerde tekst die langs de cirkellijn staat geschreven Sanskriet is. In het midden van die cirkel staat een afbeelding van Medusa die wraak neemt op Athena, één van de voornaamste godinnen van het Pantheon. Terwijl Berend over de afbeelding streelt zegt hij: “net zoals Medusa wraak neemt, zo zullen wij ook wraak nemen”. Na deze woorden pakken zij de kist uit. Met de inhoudt van de kist bouwen zij een eeuwenoude ritueel op, waarin zij de goden aanroepen die al een paar generaties met hun familie meereist. Zij stellen hen instaat om krachten vanuit het universum te pakken en te richten waarop zij het gemunt hebben. Na een kort krachtig ritueel voegen zij zich weer in het feest.
Nadat Coenraad de beruchte tweeling een pak slaag heeft gegeven is de sfeer omgeslagen. Er vallen harde woorden die voornamelijk gericht zijn naar Coenraad. Zijn actie wat een wraakreactie heeft uitgelokt, valt in verkeerde aarde. Coenraad op zijn beurt vind dat de mensen zich niet zo moeten later terroriseren door een stel zuiplappen. Door zijn standvastigheid dat hij nog steeds achter zijn actie staat, slaat de vlam in de pan. IJsbrand en Berend brullen dat de dorpelingen nog veel ellende van hen kunnen verwachten. Uiteindelijk loopt het geschil zo hoog op dat de mensen naar huis gaan. Hendrick en Krijn vinden het geweldig dat bang iedereen van hen is. Daarbij vertalen zij het vertrek van de dorpelingen in meer drank voor hun is. Zij heffen het glas en zeggen het er goed van nemen.
Het vertrek naar de berg der geheimen
Zodra Coenraad verhit zijn huis binnen stiert ziet hij dat zijn vrouw sleutelbloem heeft geplukt en daar thee van heeft gezet. “luister mijn lief”, zegt Nienke bezorgt, “je moet direct na de thee de berg op, want de bozen drankorgels hebben je vervloekt”. “hoe weet je dat?”, vraagt hij haar. “ ik voelde het in de lucht, alsof het een boodschap was”. Coenraad zegt niets maar weet dat de beschermengelen haar gewaarschuwd hebben en scheert zich weg na de thee. Onderweg voelt hij zich achtervolgt, alsof iets op hem jaagt. De kranige paardenwagenmonteur is niet snel bevreesd, maar is nu niet vrij van angst. Hij wist een aantal jaren geleden aan een paar dikke boeken te komen waarin de auteurs uitgebreid vertellen over de onbekende werelden, de valkuilen en de plaatsen waar de wijsheiden liggen.
Op het moment dat Coenraad aan de voet van deze berg staat, moet hij zo snel als het halen kan dekking zoeken. In snelle vaart rennen boswezens de berg af. Gezien het woeste gedrag en hun verwilderde baarden, moeten dit wel de Satyrs zijn. Om de één of andere wijze vermoed hij dat zij naar het dorp gaan om te feesten. Hij schudt zijn hoofd en wil zijn schuilplaats verlaten. Vlak voordat hij wilt opstaan, voelt hij dat het gevaar nog niet geweken is. Wachten is nu geboden. Onderwijl pakt hij de gelegenheid aan om te beseffen wat voor rol de sleutelbloem gaat spelen in zijn zoektocht. Lang heeft hij niet om daar over na te denken. Vanuit het niets zijn plots Luidruchtige vrouwenstemmen te horen. De manier waarop de vrouwen lachen en communiceren bevalt Coenraad niet. Voorzichtig kijkt hij wat voor soort vrouwen het zijn. Bij het zien dat het de Meanaden, de nimfen zijn die Dionysos aanbidden, duikt hij geschrokken weer weg. Nooit eerder heeft hij deze gevaarlijke schoonheden gezien, slechts op schilderijen. Sterker nog, hij heeft ze zelfs verwerkt in zijn eigen decorstuk. Het is gewoon eng dat zij sprekend lijken op de meanaden die hij heeft opgeschilderd.
Coenraad weet dat deze Nimfen pas ontwaken als ergens een uit de hand gelopen feest gaande is. Hij weet ook dat de Satyrs direct verdwijnen als de Meanaden verschijnen. Zij kennen hen van haver tot gort en weten dat de niets vermoedende feestgangers het met de dood moeten bekopen. Het besef dat deze vrouwen straks in het dorp zijn, maakt de nodige zorgen los. Tijdens een diepe zucht, sluit hij zijn ogen en ziet plots het centrum van het dorp. Als hij zich focust op zijn gezin, ziet hij dat zijn vrouw Gijs toespreekt dat hij in bed moet blijven, en dat zijn tienerdochters gespannen naar de satyrs kijken die door hun straten stormen op weg naar het centrum. Hij beseft dat de sleutelbloemthee thee hem op afstand kan laten zien.
Reis vol gevaren en nieuwe inzichten
Voordat hij zijn schuilplaats wil verlaten scant hij de berg af. Allereerst gaat hij naar de waterval en treft daar tegen alle verwachting de katvrouwen aan. Zij dansen om een rots waarin een soort van godin is uitgehouwen. Tijdens het dansen eten zij voortdurend van de zwammen en truffels die bekend staan om hun hallucinogene eigenschappen. Het gaat er wild en bizar aan toe. Hij vraagt zich af hoe het kan dat zij in oktober aanwezig zijn. Het heksenkruid is allang uitgebloeid, dus kunnen deze creaturen er eigenlijk helemaal niet zijn. “ het is vreemd”, gaat zijn gedachte, “iemand lijkt de natuurwetten gesaboteerd te hebben”, peinst hij verder. Dan ineens legt hij de link dat hij vervloekt is. Plots staan er wel twintig serene natuurwezens om hem heen. Zij vertellen dat zij hem komen beschermen tegen de katvrouwen. Coenraad toont zijn dankbaarheid, maar begrijpt niet waarom hij beschermt moet worden. Hij is in de veronderstelling dat hij veilig is zolang zij hem niet zien. Alsof zij zijn gedachten hebben gelezen, wordt hem uitgelegd dat de katvrouwen hem al hebben gezien en een plan beramen om op hem te jagen. Coenraad beseft eensklaps dat dit wilde feest te voorbereiding van een klopjacht op hem is.
De serene wezens reizen met hem mee naar de waterval waar hij zijn dorst kan lessen. Coenraad proeft hoe zuiver het water is en wast ook zijn gezicht en handen ermee. De serene natuurwezens zeggen hem dat het stromende water openheid symboliseert. Coenraad kijkt verbaasd op en vraagt hoe hij openheid in deze moet interpreteren. Het antwoord dat de berg een deel van haar geheimen wilt delen, geeft hem een warm gevoel. Onderweg vind hij een aantal aanwijzingen die iets vertellen over de goden die zijn opgeroepen door IJsbrand en Berend. Op sommige plaatsen ontmoet hij inheemse bewoners die hem vertellen over de lange geschiedenis van de berg der geheimen. Elk stukje informatie sluit weer aan op het grote vraagstuk waarom de beruchte familie, naast het financiële plaatje, zoveel macht heeft. Iedereen heeft er hekel aan, maar vinden het wel erg belangrijk wat hun mening is.
Op het moment dat Coenraad in contact komt met de Gleobria’s krijgt hij met de priesteres genaamd Rowha te maken. Tot in tegenstelling van alle andere inheemse volkjes, zijn de Gleobria’s erg openhartig. Rowha verteld dat zij het één na oudste volk zijn die de aarde kent. Haar verhaal dat zij door de Gaiada’s uit de jonge aarde zijn geformeerd, maakt het direct complex. Rowha lacht en weet dat Coenraad valt over het scheppingsverhaal van Adam en Eva. Ze zegt dat God de Gaiadra’s de opdracht heeft gegeven om de formatie van zon en de planeten vorm te geven. Zij verkondig ook dat de Gaiadra’s er vroeger uitzagen als hybriden draken waarin één van de vijf elementen, dier en mensvormen goed herkenbaar waren. Bij het horen van deze vergaande informatie gaat het duizelen bij Coenraad. De serene natuurwezens wijzen hem erop dat de Gaiadra’s een groep Engelen zijn, die de verantwoording over het zonnestelsel hebben gekregen. Rowha gaat verder over dat zij door miljoenen jaren heen zich uiterlijk hebben aangepast aan de omstandigheden die zij gecreëerd hebben. Coenraad fronst zijn wenkbrauwen en zegt er maar weinig van te snappen. Rowha haakt erop in dat de Gaiadra’s die het element aarde in zich dragen zelf zijn tot aarde zijn geworden en de Gaiadra’s die het element vuur dragen tot vuur zijn geworden, zoals bijvoorbeeld de zon.
“dus ’t is zo dat alles wat we kunnen zien, voelen, ruiken en horen Engelen zijn”, komt enigszins vragend over de lippen van Coenraad. Als er bevestigend geknikt wordt, is hij opgelucht.
Terwijl Rowha over de geschiedenis verder praat, laait het oktoberfeest in het bergdorpje verder op. De drank vloeit rijkelijk, waarover de beruchte familie te spreken is. De satyrs nemen het er ook van en gaan langs de huizen waar alleenstaande en jonge vrouwen wonen. Haarfijn weten zij ongezien de huizen binnen te dringen waar de vrouwen wonen die gevoelig zijn voor hun charmes. Deze laten zich meelokken en meeslepen in het woeste feest waar Dionysos wordt vereerd. De dorpeling zien vanuit hun huizen toe hoe de vrouwen zich laten inpalmen door de satyrs. Nooit hebben zij gedacht dat de mythische volksverhalen zo waar zijn als zij nu aanschouwen. Zij koesterden de gedachte dat het uiterlijk en het gedrag van mythische wezens meer als metafoor diende om jezelf en andere te bewaren voor ellende. De aantrekkingskracht van de satyrs is dusdanig groot, dat er mensen van omliggende dorpen het feest gaan bijwonen. Er worden zelfs een paar vrolijke harpijen gespot die zich graag laten verleiden.
Eerste vloek verbroken
Zodra Coenraad de waterval verlaat, schreeuwen de katvrouwen luidkeels de jacht in. Hun hallucinogene voorgerecht maakt dat zij beter kunnen speuren en valser zijn in hun streken. Zij voelen haarfijn aan waar Coenraad zich bevind en maken een plan om hem na een angstige uitputtingstocht te offeren aan hun gevallen goden. De katvrouwen die het benul niet hebben dat zij normaal gesproken geen mens of dier offers brengen, worden opgezweept met de gedachte dat de buit voor hen is en zetten volledig hun zinnen hierop, niet wetende dat de serene natuurwezens Coenraad omringen. Tot hun grote schrik stuitte zij tegen de serene natuurwezens aan. Direct daarna wordt de magie doorbroken, waardoor het besef komt dat zij misbruikt zijn. Zo ontembaar en onvoorspelbaar ze altijd zijn, keren zij nederig terug naar waar zij buiten de bloeitijd van het heksenkruid verblijven. IJsbrand en Berend merken direct op dat de macht op de katvrouwen is doorbroken. IJsbrand ziet dat Berend zich druk maakt en stelt zijn broer gerust door te zeggen dat er nog velen krachten actief zijn en blijven. Ze nemen nog wat drank tot zich en feesten tezamen met de satyrs en de vrouwen verder. Hendrick en Krijn laten hun kunst in het mes vechten zien wat indruk maakt op de satyrs en een paar jongen vrouwen vanuit een ander dorp.
De meanaden
Nu de katvrouwen zijn verdwenen trekken de serene natuurwezens zich terug. Hij moet nu met de zwijgzame, in materie gestolde Gaiadra’s, in contact zien te komen. Dit zal niet meevallen, maar Coenraad is vastberaden dat hierin de wijsheid zit die aan hem is toebedeeld. Onderwijl hij over de geheime berg trekt, zoekende naar de sleutel, gebeurt er iets onverwachts op het uit de hand gelopen oktoberfeest. De satyrs vluchten ineens weg en nemen alle vrouwen op hun rug mee om elders verder te feesten. Even kijken de mannen op. Maar bij het zien van de prachtige schoonheden die dansend op de maat van de muziek hun kant op komen, zijn ze de satyrs en de dames alweer vergeten. Het moment van hun aantreden wordt Gijs gillend wakker. Nienke vliegt naar haar jongste kind en kijkt daarna naar buiten. Ze vraagt zich af wie die extreem mooie dames zijn.
De meanaden stellen zich voor als de verleidelijkste feestnimfen die enkel op goeie feesten willen komen. Berend en IJsbrand kijken begeerlijk naar deze vreemde vrouwen. Ze vertellen hun dat zij zich vereerd voelen dat zulke mooie dames met hen willen feesten. Zodra zij aanschuiven lopen een paar meanaden naar het gehouwen beeld wat een stiermens met de dolk uitbeeld en bewonderen het. Eén dame gaat er tegenaan hangen en omarmt het. IJsbrand en Berend kijken gefascineerd naar de dame die hen ondeugend aankijkt. Met een oprecht klinkende stem zegt zij hen toe dat zij eigenlijk de hoofdprijs had moeten winnen. Berend en IJsbrand voelen één momentje een brok in hun keel, waarna ze weer ruig en onbehouwen worden. Hij roept tegen de dame in kwestie: “met jou kan ik praten en natuurlijk ook jullie allemaal, kom, neem bier en behaag jezelf en ons”.
De sleutel
Mede dat zij gaan deelnemen aan het feest wordt Coenraad omringt door de Gleobria bevolking. Zij helpen hem verder de sleutel te vinden. Zij garanderen dat de zich snel zal aandienen. De reden dat de sleutel ook naar hem opzoek is doet de paardenwagenmonteur verbazen. Het gevoel dat het pad naar de Gaiadria’s zich zal openbaren overtuigt en geeft kracht. Rowha ziet zijn vastberadenheid en heeft er vertrouwen in.
Op een zachte bries is een fluisterend roepen te horen. Het klinkt verlangend en het gaat voort over de gehele berg. Coenraad wordt verdrietig van de sfeer die daar vanaf straalt. Hij weet dat dit de sleutel is waar hij naar opzoek is. De grond onder zijn voeten werkt als een kompas die naar de sleutel wijst. Om beter te voelen waar hij heen moet doet hij zijn schoenen uit en bind deze om zijn gordel. De zoektocht naar de sleutel leidt hem naar de bron van een riviertje aan de andere kant van de berg. Hij doorvorst het gebied en vind een nauwe spleet in de rotsen. Hij hoort daar een ondergrondse rivier denderen en is er van overtuigt dat de sleutel daar niet is. Als hij verder wilt gaan hoort hij de roepende stem vanuit de nauwe spleet komen. Het klinkt redelijk hard dus hij twijfelt geen moment om naar binnen te gaan.
Het oktoberfeest op z’n hoogtepunt als Coenraad naar binnen gaat. De toenemende akelige spanning maakt de mensen bang. Moeders halen hun kinderen uit bed en de mannen des huizes zitten met hun wapens klaar. Niemand weet waarom de sfeer steeds akeliger wordt. De feestende menigte straalt geen dreiging uit. Er is iets gaande wat ongrijpbaar is. Dit gegeven maakt hen extra alert en bang. Eén ding is duidelijk dat wegblijven van ramen en deuren een pre is. Coenraad gaat over een smal glad pad wat slecht een paar meter boven de klokende rivier is. Hij ziet geen hand voor ogen.
Lang hoeft hij niet in het duister te tasten, want verderop doemt een schemerig diffuus licht op die de rivier iet oplicht. Nu ziet hij pas hoe wild de rivier is. Als hij dichterbij het licht komt, ziet hij hiërogliefen die geenszins lijken op de Egyptische variant.
Hij bewonderd dit prachtig werk en raakt het voorzichtig aan. Direct daarna wordt hij geraakt door de betekenis van de geschiedenis hiervan. Er is contact waar Coenraad in eerste instantie door wordt verrast. Hij beseft nog niet dat hij de sleutel heeft gevonden en in contact is getreden met de Gaiadra’s. Pas na een aantal minuten dringt het tot hem door. Hij verblijft een paar uur in de rots om te leren omgaan met de Gaiadra’s. Het gevoel dat de Gaiadra’s voor altijd met hem in contact willen staan moet nog settelen. Vlak voordat hij naar buiten gaat tonen de Gaiadra’s hun oorspronkelijke gedaante. Bij het zien van deze draakachtige Engelen weet hij dat zij tot grootse dingen instaat zijn. Als hij door de spleet weer naar buiten gaat, staat Rowha daar. Zij zegt hij haast moet gaan maken om naar huis te gaan. Ze legt hem uit dat de meanaden op het punt staan om hun feestgangers te verscheuren en op te eten.
Vloek wordt verbroken
De mannen liggen laveloos op de schoot van de meanaden. De dames zijn verrukt over hen. Zij spreken de mannen toe dat zij hen wel rauw lust en graag met hen dieper in het bos willen gaan om verder feesten. Zij houden hen voor dat zij over het lekkerste bier beschikken. Met mooie woorden houden zij hen voor dat zelfs de goden hun bier als behaaglijk beschouwen. De mannen zijn wel te porren voor een intiemer feestje en zwalken begeerlijk achter de dames aan, niet wetende dat dit hun ondergang gaat worden. Dat de gezegde: ‘we lusten jullie rauw’ in letterlijke zin wordt bedoelt, ontgaat hen. De meanaden voeren hen naar een ruïne die feestelijk doch spookachtig is gedecoreerd. “jullie houden wel van een beetje duister he”, roept IJsbrand stomdronken tegen de vrouw die tegen hem aanstaat. Direct daarna vergrijpt hij zich aan de vrouw wat het sein is dat deze verleidingspassage, waar de mannen tot het uiterste worden opgezweept, tot een gruwelijk einde zal komen.
De satyrs voelen aan dat de offerdienst van de meanaden is begonnen. Zij die net als de meanaden Dionysos vereren, verafschuwen dit en worden plots diep bedroefd. De vrouwen die zij hebben meegenomen merken de omslag in stemming op en biedt hen troost, niet wetende waarover de satyrs nu bedroeft zijn. De satyrs die hen willen behoeden voor de gruwelijkheden die gaande zijn, houden de vrouwen voor dat zij soms erg emotioneel kunnen worden van goed gezelschap. Met fluit en gezang zingen zij de vrouwen toe hoe zij hen helpen met het verwerken van oude pijnen. De manier waarop dit gebeurt is uiterst gevoelig. De satyrs zorgen ervoor dat dit moment zo mooi is, dat dit de vrouwen voor altijd zal bijblijven. Nooit zullen zij erachter komen wat er werkelijk gespeelt heeft.
Coenraad die onderweg is naar huis wordt omringt door de serene natuurwezens. De Gaiadra’s die het bloed smaken wat nu vloeit, kunnen niet anders dan dit met Coenraad delen. Ondanks zijn vijandschap met de beruchte familie, gunt hij hen een dergelijk einde niet. Hij wordt verteerd door pijn en machteloosheid. De serene natuurwezens weten dat Coenraad dit moet doormaken om verder te groeien in de taak die hem is toebedeeld. Zij kunnen de informatie in goede banen leiden en de panikerende man tot bedaren brengen. Het moment dat de beruchte familie de dood hebben gevonden komen de gevallen goden, die speciaal aan hen lijken te zijn toegewijd vrij. Zij die al eeuwen worden bezet en geëerd door de familie, zijn radeloos en willen kosten wat het kost wraak. Coenraad roept de Gaiadra’s aan en vraagt hoe dit opgelost kan worden. De Gaiadra’s spreken de leylijnen aan die een spanningsveld rondom de huizen spant zodat de briesende goden de dorpelingen niets kunnen maken.
Tot aan de thuiskomst van Coenraad horen de dorpelingen een hoop gekrijs en gehuil wat afwisselt met gebonk, rukwinden en gesis. Iedereen is bang weggedoken, zelfs de stoerste mannen liggen onder deken, tafels of banken. Het moment dat Coenraad het dorp binnenkomt, wordt hij omringt door de serene natuurwezens. Zij vertellen hem dat de Gaiadra’s hun handen vol hebben om het spanningsveld intact te houden. Plots verschijnt Rowha op het toneel. Zij zegt de gevallen goden te kennen en legt Coenraad voor, dat hij het huis van IJsbrand en Berend binnen moet gaan om de eeuwen oude rituele kist moet vernietigen. Rowha zegt met hem mee te gaan omdat het niet zal meevallen om bij de kist te komen.
Coenraad voelt er niets voor en vraagt of deze taak niet beter aan de goden overgelaten kan worden. Rowha schudt haar hoofd en zegt dat enkel een uitverkoren sterveling de kist kan vernietigen. Na een diep zucht treedt Coenraad het huis binnen. Het akelige interieur straalt trots en kilheid uit. De jagerstrofeeën prijken aan de muren en op de tafel staat een hiërarchische afbeelding van alle dorpelingen opgetekend. Coenraad bekijkt dit vol walging, maar bovenal heeft hij een grote aversie tegen de rituele kist. Het deksel waarop Medusa wraak neemt op godin Athena geeft hem de rillingen over de rug. Rowha die in de deuropening is blijven staan, bemoedigd Coenraad. Ze ziet hoeveel macht de kist uitoefent op zijn gestel. Ze heeft er een hard hoofd in dat hij het voor elkaar krijgt om de kist te vernietigen. Gezien Coenraad beschikt over een ongelofelijke wilskracht, weet hij de magie van de kist te doorbreken. Hierdoor wint de Gaiadra’s terrein. Zij zijn nu ook instaat om naast het spanningsveld hooghouden ook Coenraad te helpen met het vernietigen van de kist.
Rowha blaast op de overwinningshoorn die al eeuwen niet is gehoord. Het geluid galmt door het berglandschap en rijkt tot ver. De satyrs die nog bezig zijn met fluit en gezangen, horen in de verte de overwinningshoorn. Zij roepen verheugd dat de vloek is verbroken en alles weer wordt zoals het in oorsprong was. Zij nemen de vrouwen mee naar het dorp waar de hoorn is geblazen. Niet alleen de satyrs, maar ook de serene natuurwezens komen naar het dorp. Zelfs de vleermuisachtige harpijen en de katvrouwen verschijnen op het toneel om het magische moment van de vernietiging van de kist bij te wonen. Allen nemen zij waar dat Coenraad met de kist der vervloeking naar buiten komt en naar het vreugdevuur van het oktoberfeest loopt. Vlak voordat hij de kist in de vlammenzee wilt gooien, komen de gevallen goden die rondgingen als woestelingen naar het vreugdevuur. Zij smeken Coenraad de kist niet te vernietigen. Zo vastberaden en ijzeren Heinig hij is, zet hij alle kracht in om de kist te werpen. Maar dan gebeurt er iets waar niemand rekening mee heeft gehouden.
Mede dat de kist met een zwieper naar het vuur word geworpen, neemt een Gaiadra’s razendsnel z’n oorspronkelijke gedaante aan en vangt de kist op. “wat doe je nu!” roept Coenraad die perplex staat en deze reactie niet volgt. “wij kregen plots nieuwe informatie over deze goden, die eigenlijk geen goden zijn”, wordt de hoogst verontwaardigde paardenwagenmonteur verteld. Zij vertellen hem dat een verre voorvader van de beruchte familie ook was uitverkoren om in contact zijn getreden met de Gaiadra’s. Hij is daar vervolgens verkeerd mee is omgegaan en wisten deze goedaardige wezens dusdanig te manipuleren dat zij vervallen waren tot afhankelijke goden. Coenraad weet niet wat hij hoort, maar voelt diep vanbinnen dat hij bij machten is om deze misleiden goden weer tot het licht te laten treden. Met behulp van Rowha, de serene natuurwezens en alle andere Gaiadra’s, worden zij weer terug gebracht naar hun oorspronkelijke staat van zijn.
Weliswaar is het al bijna ochtend, maar het feest wordt wederom met veel vreugde geopend. Iedereen wordt uitgenodigd om op het feest te blijven waar de meesten gehoor aan geven. Enkel de katvrouwen en de harpijen ruimen het veld, want zij willen meer het griezelelement beleven. Tot slot houdt Coenraad een toespraak over zijn avontuur op de berg der geheimen. Naast zijn grote belevenis drukt hij de dorpelingen op het hart dat de meanaden naar een ander gebied zijn getrokken en zeer voorlopig niet zullen terugkeren. Halverwege de ochtend dooft het vuur uit bij de slapende feestgangen. Zodra Coenraad zijn ogen opent valt het hem op dat het geluid van de waterval is gedoofd. Het gewone leven is weer aan de orde van de dag.