Tijdens het helpen van een oudere landbouwer heeft Fanrow een infectie opgelopen. Dit is gekomen doordat hij zichzelf aan een zeis heeft verwond. Al dagen kampt hij met koortsaanvallen die zo nu en dan de kop opsteken. Eén van zijn vrienden, ook een ingenieur in de machinetechniek, neemt tijdelijk het werk van hem over. Wonder boven wonder heeft hij een voorziening op zijn huidige werk kunnen regelen, waardoor hij naar Dover kon afreizen.
Dafurius heeft het enorm te stellen met haar man die zich onmogelijk gedraagt rondom zijn ziekte. Ze hoopt ook vurig op een snel herstel van zijn beenwond. Nadat zij zijn wond met steriele lappen en gekookt water heeft schoon gemaakt, gaat ze naar Amy om kruiden te plukken voor de stoofpot. Terwijl zij in het nabij gelegen parkje de kruiden verzamelen, moppert ze stevig over het gedrag Fanrow. Amy moet moeite doen om niet in de lach te schieten. Zij weet er namelijk alles van hoe mannen zich kunnen gedragen als ze ziek zijn. Na hierover gesproken te hebben gaat Dafurius naar huis.
Als zij thuis is voegt ze de kruiden toe aan het eten. Voor het eerst zegt Fanrow dat hij het eten lekker vind ruiken. Dafurius glimlacht en bedankt hem voor het compliment. Hij vraagt wat dat geen is wat zo lekker ruikt. Verbaasd over deze vraagt zegt ze dat het wilde tijm is.
“vanwaar ineens deze interesse?” vraagt zij.
Hij op z’n beurt vermeld dat hij zich wat vriendelijker wilt gaan opstellen. Dafurius geeft hem een dikke pakkerd en zegt dat het wel goed zit.
Voordat het slapen gaan drinken ze nog een kop thee. Tegen de pijn heeft Dafurius wat moerasspirea toegevoegd. Midden in de nacht wordt Fanrow wakker van de pijn. De wond aan zijn onderbeen begint op te spelen. Hij stapt zachtjes uit bed en zegt dat hij even buiten op de veranda gaat zitten.
Zij vraagt of hij nog een kopje thee met het pijn stillende kruid wil. Hij schud zijn hoofd en zegt dat zij ook wel wat slaap kan gebruiken. Als hij met een glas whisky op de veranda zit, wordt hij overmand door een koortsaanval. Hij droomt over de meest vreemde gebeurtenissen waarin veel strijd wordt geleverd. Tegen de ochtend wordt hij wakker en ziet dat de zon gaat opkomen. Als hij naar dit proces kijkt, verschijnt er een gigantische vuurvogel over de horizon. Hij schrikt enorm en denkt dat dit beeld aan zijn koorts te wijden is, maar niets is minder waar. De majestueuze vuurvogel vliegt in dit vroege uur over de stad Dover. Het is slecht een paar seconden waarna deze weer verdwijnt.
Na dit fenomeen merkt de ingenieur dat de koorts is geweken. Zijn pijn aan zijn been is aanzienlijk minder. Hij weet niet wat voor wezen het is geweest, maar dat het een mirakel is staat in zijn gedachte vast. Als Dafurius beneden komt, ziet ze dat haar man aan de beterende hand is. Met het schoonmaken van de wond constateert ze dat de ontsteking is geweken. Het verwondert haar dat dit zo snel is gegaan. Fanrow doet zijn verhaal over de vuurvogel die vanuit het oosten boven de horizon uitkwam.
“De Phoenix,” fluistert Dafurius met diep ontzag, “mijn voorvaderen spraken al over deze mysterieuze vogel,” voegt zij er verder aan toe.
Als Amy en Boryandrew later op de dag aankomen, verteld Dafurius over de vuurvogel. De professor weet te vertellen dat deze vogel in alle culturen vermeld wordt, met ieder z’n eigen invulling daaraan.
Een aantal dagen later besluiten zij de landbouwer, waar de ingenieur zich heeft bezeerd, op te zoeken. Eenmaal daar vragen zij hoe het qua werk ervoor staat. De oudere man kijkt bezorgt over zijn akkers en zegt te oud te zijn om de oogst op tijd binnen te krijgen. Wederom steekt Fanrow zijn handen uit zijn mouwen.
Tijdens het werk begint de landbouwer over de Feniksvogel, die hij afgelopen week heeft waargenomen. Hij verteld dat hij aan de hand van deze vogel wist dat hij hulp zou gaan krijgen. Met betraande ogen kijkt de oude man naar zijn goed gebouwde metgezel, die erg gesteld is op hem.
De landbouwer zegt: “ik mocht de vuurvogel even in de ogen kijken, wat heel mijn leven zal blijven bijhangen,”
Deze woorden laten een diepe indruk achter. Fanrow weet dat hij zijn snelle herstel te danken heeft aan de vuurvogel. Hij vraagt zich af of dit Kosmisch fenomeen werkelijk gestuurd is om hem te genezen zodat hij de landbouwer kan helpen.
“dit zou te mooi voor woorden zijn,” gaat er door zijn gedachte.
Het geringe aantal mensen die dit fenomeen ook heeft waargenomen, zijn gelijk met een soort goudkleurige droomelixer besprenkelt. De desbetreffende mensen denken nu over deze vogel gedroomd te hebben. De landbouwer zegt dat de vuurvogel zich slechts door een select groepje mensen laat zien die hiermee kunnen omgaan.
Als het oogsten er bijna opzit vermeld de landbouwer dat de laatste graanhalmen moeten blijven staan. Hij legt uit dat deze gebruikt worden om er een wickerman van te maken. Tot aan het feest zal deze met wat vruchten en strooizaad over de levenloze akkers waken. Op het oogstfeest zelf wordt de wickerman door middel van verbranding geofferd aan het nieuwe komende leven.
De landbouwer vraagt of hij zin heeft om met andere landbouwers het eerste oogstfeest te vieren, waarop Fanrow knikt. Zijn vrouw die de uitnodiging hoort, zegt dat ook Dafurius en Professor Boryandrew met zijn vrouw welkom zijn. Voordat Fanrow naar huis gaat krijgt hij een goed bord eten voorgeschoteld. Tijdens het eten wordt er gesproken over de gemeenschap dat elk jaar plaatsvind tussen de zonnegod en moederaarde. Zij verklaren dat hierdoor de grond vruchtbaar wordt voor het nieuwe zaai seizoen.
Het verdriet wat zij na het oogsten ervaren, komt bij Fanrow een beetje vreemd over. Het gedachtegoed dat de oogst ook in het teken van de dood staat, kan hij niet goed vatten. Pas als de vrouw des huizes zegt dat de plant van de levende bron wordt afgesneden, krijgt hij het door wat er in hun omgaat.
Tijdens het eten van het nieuwe graan spreken zij vol eerbied de volgende woorden uit:
“De levensenergie zal nooit vergaan,
zelfs niet uit het gedode graan.
Mens en dier die ervan eten,
ervaren dit innerlijke weten.
De energie keert weer terug in de grond,
daar waaruit alles ooit ontstond.”
Na deze dichterlijke woorden, voelt Fanrow de magie dat schuil gaat achter de levenscyclus.
Een dag voordat het feest begint, worden de genodigden bij het oudere stel verwacht. Samen met Dafurius en Amy heeft de vrouw des huizes allerlei lekkere broodjes gebakken, waarvan het gezelschap goed eet. De vruchtensappen en de kruiden theeën vinden ook gretig aftrek. Na dit stevige ontbijt staat er een fikse wandeling voor de boeg. Tijdens de wandeling wordt het duidelijk dat het feest bij de South Foreland vuurtoren wordt gehouden.
Als zij de heuvel opklimmen zien zij dat alles al klaar staat wat nodig is. Ze hoeven alleen maar te gaan zitten en vlak na zonsondergang het vuur te ontsteken. Zelfs de wierook staat al klaar. De groep vraagt zich af wie dit allemaal heeft klaar gezet. De oudere landbouwer zegt dat sommige dingen zich niet laten verklaren en luidt het feest in. Dafurius en Amy kijken naar het mooiste decorstuk in de vorm van een goudgele vogel. Deze lijkt als twee druppels water op de Feniks. De veren die zijn aangebracht maakt dit beeld levensecht. De krans van rode rozen met daarin een wit schaaltje wierook, maakt het nog indrukwekkender. Het hele decor van het feest is uitzonderlijk mooi opgezet.
Het moment dat het jaar van groei tot en met oogst wordt herdacht, bezinnen zij zich ook over hetgeen wat zij op spiritueel gebied hebben gezaaid en geoogst. Onder een glas vruchtenwijn word er open en eerlijk gesproken over de intenties die het afgelopen jaar schuil zijn gegaan achter hun handel en wandel . Dit bezinningsmoment verloopt emotioneel. Er wordt gelachen en gehuild. Zo wordt er ook een familie ruzie die jaren heeft geduurd bijgelegd. De vreugde die hier vanaf straalt beïnvloedt het feest.
Vlak voordat de zon ondergaat wordt de fakkel alvast ontstoken. Het woord wordt gegeven aan professor Boryandrew. Hij verteld over het licht van de zonnegod dat elk jaar toenadering zoekt met de duisternis dat gelegen ligt in de schoot van moederaarde. Zodra deze in contact komt met het licht, fungeert dat licht als de levensvonk die de aarde bevrucht.
Voordat de landbouwer de fakkel in de houtstapel wilt gooien, komt de gigantische vuurvogel vanuit het westen over de horizon. Sierlijk doch flitsend vliegt deze vlak over het wateroppervlak en scheert rakelings langs de krijtrotsen waarop de vuurtoren staat. Zowel de houtstapel als de wierook ontbrand uit zichzelf. Maar daar blijft het niet bij. Ook alle wickermans op de akkers worden ontstoken door dit vurige fenomeen.
De Feniksvogel blijft boven de gewijde plaats rondcirkelen en laat daarbij een goudkleurige spoor na. Dafurius weet dat de feniks op dit moment een bijzonder elixer nalaat. Het is een kwestie van afwachten wat dit de feestgangers gaat brengen. Inmiddels zijn ze aan de dankzeggingen van het afgelopen seizoen toegekomen. De vruchtbaarheidsgodinnen en de beschermvrouwen worden geëerd en geprezen om hun goede werken. Hun wordt een verkwikkende droomrijke winterslaap toegewenst. Onderwijl heeft het elixer zich in de wolken vastgezet, waardoor het met goudkleurige druppels begint te regenen.
Een van de genodigden houd zijn handen omhoog en roept: “de goudenregen!”
Een aantal binnen deze groep weet dat fenomeen ooit een keer beschreven is. Archeologen vonden deze tekst op een prehistorische kleiplaat.
Een ieder ervaart deze gebeurtenis op z’n eigen unieke manier. Naast alle verschillende opvattingen staat één ding vast; dat dit een hoopvol teken voor de toekomst is. Nadat iemand dit openlijk heeft uitgesproken, begint de dans rondom het vreugdevuur. Ze dansen en joelen van blijdschap over de goudenregen en de tijd van rust dat na gedane arbeid aanbreekt.