Dit gedicht is toe beschreven aan de Merwede brug die de Boven-Merwede overspant. Vanaf 15 maart 1961 is deze al in werking. Vanaf die tijd is er op en rondom de brug veel gebeurd. Door de tijd heen is deze berucht geworden om de vele ongelukken en springers.
Dit gedicht beschrijft het verschil van ‘hebben’ en ‘zijn’. Iets ‘hebben’ is geen deel van jezelf en kan verloren gaan. Iets ‘zijn’ maakt deel uit van jezelf.
Een verhelderend antwoord of een andere visie op een moeilijk vraagstuk kan zo bevrijdend zijn. Het geeft op dat moment het gevoel, de hele wereld aan te kunnen.
Gebrokenheid is in veel gevallen niet zichtbaar. In vluchtige momenten verteld een subtiele trekje in het gezicht of een onderdrukte reflex van het lichaam meer dan duizend woorden.
Water is de eerste levensbehoefte. Het spreekt velen tot de verbeelding en roert daarbij ook het gevoel. In religieuze en spirituele opvattingen wordt water vaak als een reinigend element gezien.
Bij vennetjes die vaak groen zijn van het kroos, tref je geregeld treurbeuken.
Dikwijls staan daar bankjes waarop mensen recreëren.
Een romantisch decor wat zich leent om over te dichten.
Een dagje strand. Het zien ondergaan van de zon, waarna het licht van de vuurtoren de grote sfeermaker wordt.
Dit gedicht beschrijft dat alles wat we zien en horen, niet altijd is wat het verteld.
Achter de coulisse van het maatschappelijke toneel, speelt soms een heel ander spel.
Op een zondagmiddag, halverwege oktober, waren manlief en ik in het bos. Het moment dat de zon onderging, ontstond anderhalve meter boven de grond een ragfijne mistlaag, die hoogstens een meter dik was. Zowel onder als boven de mist bleef het kraakhelder.
In tijden van moeiten lijkt soms alles een dorren bedoeling te zijn. Het verlangen naar een oase om de verdroogde ziel te laven, komt dan sterk naar voren.
De ontwikkelingen in de wereld gaan hard, wat in de meeste gevallen positief is.
Anderzijds kleven ook gevaren aan deze groeispurt. Het kan ook tot vervreemding van onszelf, de natuur en de levensbron leiden.
Een gedicht, dat op een fantasierijke manier het verlangen naar de lente en het nieuwe leven beschrijft.
In het leven overkomt ons dingen waar geen grip op te krijgen is, waaronder ziekte zoals dementie. Ondanks het verloop hiervan gaat de waardigheid van de menselijke essentie nimmer verloren.