Een dor takje,
vergezeld met één enkele blad.
Overgebleven,
van een vervlogen tijd.
Voortgejaagd,
door de meedogenloze winterstorm.
Ontrukt,
van huis en haard.
Het landschap,
door troosteloze duisternis afgemat.
Omgeven,
door bittere koude armzaligheid.
Zoekende,
naar een nieuwe bestaansvorm.
Verlangend,
naar de maand maart.
De vroege bloeiers,
pioniers van het nieuwe leven.
Stekende,
hun kopjes boven de grond.
Verkennend,
of het veilig is voor het nieuwe groen.
Al wachtend,
op het aanbreken van dat punt.
Het zonnelicht,
dat het frisse groen doet opleven.
Groei,
dat staat voor het nieuwe verbond.
Werkende,
aan een nieuw bloeiend legioen.
Verzekerd
van een geslaagd hoogtepunt.